Could you sleep last
night, at the Ramblin’ Rose motel?, vraagt Elizabeth, nadat ik haar een beetje
geholpen heb bij het oversteken van Beale Street, de hoofdstraat van downtown Kingman. Beale Street is
zo breed dat de auto’s er aan beide zijden dwars geparkeerd kunnen staan en er
toch nog genoeg plaats overblijft voor twee heel brede rijstroken.
Gisterenavond, toen ik hier wat te eten kwam zoeken, stonden
er welgeteld twee auto’s geparkeerd in deze gigantische straat, de mijne en een
afgeleefde Chevrolet stationcar. De lak
van de Chevy leek met de hand geborsteld, de achterklep dichtgeknoopt met een
dik touw, en bovenop de auto lag een roeiboot. Toen ik naderde om een foto te
nemen van het vehikel bemerkte ik de chauffeur achter het stuur. George, wilde
kop grijze haren en een stevige baard, ik gok de man zeventig jaar oud. Hij
lijkt vastgeroest in zijn chauffeurszetel, terwijl hij mondjesmaat zijn hond te
drinken geeft met behulp van een plastic schaaltje. Het dashboard van de auto
is een zootje. You have the most beautiful nose I ever see, zegt ie, no kiddin’. George leeft in zijn auto, en is momenteel op
weg naar Mexico. Hij is lovend over België en Duitsland. Smart people. Hij foetert over zijn eigen land. Do you smoke hash?, vraagt ie. In Mexico
laten ze me tenminste met rust, ik ben er vertrouwd met de maffia én met de
politie, en zij met mij. Alleen van die jonge gastjes ben ik bang, heel bang,
voor je het weet lig je neer, al was het maar voor de benzine uit je auto.
Er rijdt traag een politiepatrouille voorbij die ons grondig viseert. Time to go, zegt George, doe ze de
groeten in België!
Ik blijf over in een compleet lege straat. In de vervallen
gebouwen zitten overal antiek- en brocantezaken ondergebracht, en welgeteld drie
cafés, waarvan er slechts eentje open blijkt, The Cellar Door. Er zitten vier vrouwen aan een tafeltje en twee
mannen aan de toog van dit groot café. De plaatselijke Daniel Johnston geeft er
een concert. Met behulp van een drumcomputer en een gitaar brengt hij American classic songs, die echter zo
moeilijk te herkennen zijn dat ze een goed onderdeel zouden kunnen vormen van
een muziekquiz. De muzikant heet Allen, hij lijkt erg goed op Truman
Capote. Ik vermoed dat Allen misschien iets te hard gestudeerd heeft in
zijn jonge dagen, of hij heeft verkeerde drugs gebruikt. Hij praat erg snel en maakt nerveuze bewegingen. Nancy, de
sympathieke bazin van dit café, geeft hem graag de kans om eens op te treden,
op woensdagavond, wanneer er niemand in ’t stad is, knipoogt ze.
Vanmorgen sta ik weer in Beale Street, nieuwsgierig naar de
vele brocantezaken. Eén ervan is heel groot, en zit stampenvol rommel. Tussen
de chaos van totaal onbruikbare spullen bemerk ik plots een verhoogd gedeelte
waarop een drumstel en een gitaarversterker te ontwarren valt. Ergens in het
midden van de ruimte staat een ouwe geluidstafel. Het plafond herbergt wat
theaterspots. The House of Sound blijkt een voormalige concertzaal, en het ziet
er naar uit dat de zaak er mee ophield terwijl de laatste band nog op het
podium stond. Wanneer je door alle rommel heen kijkt bemerk je plots de mooie
architectuur en de mogelijkheden van deze zaal, inclusief een afhellende vloer
richting podium
Ik slaap al dertig jaar niet meer, zegt Elizabeth, zolang als dat ik hier in Kingman woon. Heb je de treinen dan niet gehoord, vannacht? They’re blowing all the time, day and night! Ik haat ze. Soms verdenk ik de machinisten ervan dat ze het bewust doen om ons te kloten. In Flagstaff hebben ze het simpel opgelost, gewoon de slagbomen verdubbeld, gedaan met toeterende treinen. Maar hier vinden ze wellicht dat het bij de stad past, voor de toeristen van Route 66. Maar wees eens eerlijk, zou jij hier langer dan een dag willen blijven?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten