Nancy, de bazin van café The
Cellar Door, in Kingman, deed me een verhaal over Old Joe, terwijl ik aan haar toog een Mirror Pond Pale Ale proefde.
Old Joe was reeds de tachtigjarige leeftijd voorbij toen hij
voor het eerst over de vloer kwam in haar café. Het was na middernacht toen er
plots een afgeragde Dodge voor de deur parkeerde. Er stapte een rijzige, ouwe
man uit, met een enorme zwarte hoed op zijn hoofd. Hij dronk een paar biertjes
en vertrok weer. Vanaf die nacht kwam Old Joe er regelmatig op bezoek,
altijd na middernacht, vaak bleef ie er tot allerlaatste. A very kind man, zegt Nancy. Joe had zijn ganse leven in Los
Angeles gewerkt, als ambtenaar bij wegen en verkeer. Na de dood van zijn vrouw
had ie zich teruggetrokken in Chloride, een spookdorp op veertig kilometer van
Kingman. Hij woonde er waarschijnlijk in erg primitieve omstandigheden, but, he was a very smart guy, with a big
sense of humor. Er zijn nu toch al
wel wat jaren voorbij gegaan, sinds het laatste bezoek van Old Joe, mijmert
ze.
Chloride ligt op zowat zes kilometer van Highway 93 vandaan. Op weg van Kingman naar
Las Vegas neem ik de afslag naar het dorp. Begin 20ste eeuw woonden
er meer dan 2500 inwoners, allen op zoek naar welvaart in de meer dan honderd
koper-, zilver- en goudmijnen die de streek rijk was. Tijdens de jaren ’60 werd
het handvol achtergebleven mijnwerkers vervangen door hippies. Eén van hen, Roy
Purcell, hield in 1966 de universiteit van Utah voor bekeken om zich in Chloride
te vestigen. Af en toe zonderde hij zich af in Cerbat Mountains, om er op de
rotswanden aan fresco’s te werken.
Om de kunstwerken van Roy Purcell te kunnen bewonderen moet
ik de Grand Cherokee behoorlijk op
zijn Jeep-kwaliteiten testen. Het bergpad is erg ruw, en hier en daar nogal
steil.
Onderweg word ik halt gehouden door de plaatselijke
Sheriff. De man heeft een dikke snor, en een spiegelzonnebril op zijn neus. Streng
vraagt ie wat ik er kom doen. Een formaliteit die ik niet echt begrijp daar er
nog wel wat bescheiden toerisme in het gehucht is waar te nemen, maar ik
speel het spelleke mee.
Het dorp telt tegenwoordig nog een vierhonderdtal zielen.
Eén ervan is Sharron (with two r’s,
benadrukt ze). Sharron lijkt me rond de zestig jaar oud, maar ze heeft de
guitigheid van een klein meisje in haar ogen. Ze draagt een wit bloesje en een
soort flodderige, lange short in ruitjesstof. Ze heeft twee dikke vlechten in
haar blonde haar, en met haar opgetrokken kousen in haar turnpantoffels heeft
ze iets van een Pipi Langkous op leeftijd. Ze leeft alleen in een klein huis
aan de uiterste rand van het dorp, met een schitterend uitzicht op de woestijn
en de bergen, al meer dan dertig jaar. Haar huisje lijkt kleiner dan het is
door de onvoorstelbare hoeveelheid bazaar in en rond de woning. Sharron verzamelt
alles wat haar pad kruist: een grote hoeveelheid erg fraai brocante gerief, en
nog een grotere hoeveelheid stenen, hout, glasscherven en oud ijzer. Ik bemerk
twee emmers porseleinscherven, allemaal
gevonden in de woestijn, zegt ze. Met al dat materiaal bouwt ze
schitterende windmobielen, die ze probeert te verkopen aan de toeristen die het
aandurven om bij haar aan te kloppen. Met de stenen die ze meebrengt (in de
laadbak van haar rode Willys Jeep,
bouwjaar 1961) uit de woestijn of uit één van de bergriviertjes, bouwt ze
fraaie muren rond haar huis, die ze doorweeft met verweerde takken, roestig
ijzer en gekleurde glasscherven. Elke steen (het zijn er honderden) is
dooraderd met een witte lijn, dit is de enige selectie waaraan ie moet voldoen. Terwijl Sharron me rondleidt besef ik dat er me geen waardevoller afscheid van mijn rondrit kan overkomen.
Bij het buitenrijden van het dorp stop ik nog even bij de
plaatselijke souvenirwinkel, eigenlijk meer een kruidenier die wat Route 66 prullaria verkoopt. Ook hier
stel ik vast dat er geen postkaarten verkocht worden waarop het zwart-wit
verleden van de route op afgebeeld staat. Ik vraag de eigenares hoe het komt dat
er eigenlijk niemand ouwe foto’s uit de pre-war periode van The Mother Road gebruikt als basis voor
een postkaart. Zoals?, vraagt ze me. Zoals de schitterende fotografie die er
bestaat over de dust bowl refugees, bijvoorbeeld, antwoord ik. The what?!, vraagt ze verbaasd.
Terwijl ik de deur van haar winkeltje achter me dicht trek
vraag ik me af hoeveel Amerikanen het verhaal van Old Joe wél kennen.