zaterdag 13 juli 2013

Joe

Nancy, de bazin van café The Cellar Door, in Kingman, deed me een verhaal over Old Joe, terwijl ik aan haar toog een Mirror Pond Pale Ale proefde.
Old Joe was reeds de tachtigjarige leeftijd voorbij toen hij voor het eerst over de vloer kwam in haar café. Het was na middernacht toen er plots een afgeragde Dodge voor de deur parkeerde. Er stapte een rijzige, ouwe man uit, met een enorme zwarte hoed op zijn hoofd. Hij dronk een paar biertjes en vertrok weer. Vanaf die nacht kwam Old Joe er regelmatig op bezoek, altijd na middernacht, vaak bleef ie er tot allerlaatste. A very kind man, zegt Nancy. Joe had zijn ganse leven in Los Angeles gewerkt, als ambtenaar bij wegen en verkeer. Na de dood van zijn vrouw had ie zich teruggetrokken in Chloride, een spookdorp op veertig kilometer van Kingman. Hij woonde er waarschijnlijk in erg primitieve omstandigheden, but, he was a very smart guy, with a big sense of humor. Er zijn nu toch al wel wat jaren voorbij gegaan, sinds het laatste bezoek van Old Joe, mijmert ze.

Chloride ligt op zowat zes kilometer van Highway 93 vandaan. Op weg van Kingman naar Las Vegas neem ik de afslag naar het dorp. Begin 20ste eeuw woonden er meer dan 2500 inwoners, allen op zoek naar welvaart in de meer dan honderd koper-, zilver- en goudmijnen die de streek rijk was. Tijdens de jaren ’60 werd het handvol achtergebleven mijnwerkers vervangen door hippies. Eén van hen, Roy Purcell, hield in 1966 de universiteit van Utah voor bekeken om zich in Chloride te vestigen. Af en toe zonderde hij zich af in Cerbat Mountains, om er op de rotswanden aan fresco’s te werken.
Om de kunstwerken van Roy Purcell te kunnen bewonderen moet ik de Grand Cherokee behoorlijk op zijn Jeep-kwaliteiten testen. Het bergpad is erg ruw, en hier en daar nogal steil.
Onderweg word ik halt gehouden door de plaatselijke Sheriff. De man heeft een dikke snor, en een spiegelzonnebril op zijn neus. Streng vraagt ie wat ik er kom doen. Een formaliteit die ik niet echt begrijp daar er nog wel wat bescheiden toerisme in het gehucht is waar te nemen, maar ik speel het spelleke mee.  
Het dorp telt tegenwoordig nog een vierhonderdtal zielen. Eén ervan is Sharron (with two r’s, benadrukt ze). Sharron lijkt me rond de zestig jaar oud, maar ze heeft de guitigheid van een klein meisje in haar ogen. Ze draagt een wit bloesje en een soort flodderige, lange short in ruitjesstof. Ze heeft twee dikke vlechten in haar blonde haar, en met haar opgetrokken kousen in haar turnpantoffels heeft ze iets van een Pipi Langkous op leeftijd. Ze leeft alleen in een klein huis aan de uiterste rand van het dorp, met een schitterend uitzicht op de woestijn en de bergen, al meer dan dertig jaar. Haar huisje lijkt kleiner dan het is door de onvoorstelbare hoeveelheid bazaar in en rond de woning. Sharron verzamelt alles wat haar pad kruist: een grote hoeveelheid erg fraai brocante gerief, en nog een grotere hoeveelheid stenen, hout, glasscherven en oud ijzer. Ik bemerk twee emmers porseleinscherven, allemaal gevonden in de woestijn, zegt ze. Met al dat materiaal bouwt ze schitterende windmobielen, die ze probeert te verkopen aan de toeristen die het aandurven om bij haar aan te kloppen. Met de stenen die ze meebrengt (in de laadbak van haar rode Willys Jeep, bouwjaar 1961) uit de woestijn of uit één van de bergriviertjes, bouwt ze fraaie muren rond haar huis, die ze doorweeft met verweerde takken, roestig ijzer en gekleurde glasscherven. Elke steen (het zijn er honderden) is dooraderd met een witte lijn, dit is de enige selectie waaraan ie moet voldoen. Terwijl Sharron me rondleidt besef ik dat er me geen waardevoller afscheid van mijn rondrit kan overkomen.

Bij het buitenrijden van het dorp stop ik nog even bij de plaatselijke souvenirwinkel, eigenlijk meer een kruidenier die wat Route 66 prullaria verkoopt. Ook hier stel ik vast dat er geen postkaarten verkocht worden waarop het zwart-wit verleden van de route op afgebeeld staat. Ik vraag de eigenares hoe het komt dat er eigenlijk niemand ouwe foto’s uit de pre-war periode van The Mother Road gebruikt als basis voor een postkaart. Zoals?, vraagt ze me. Zoals de schitterende fotografie die er bestaat over de dust bowl refugees, bijvoorbeeld, antwoord ik. The what?!, vraagt ze verbaasd.

Terwijl ik de deur van haar winkeltje achter me dicht trek vraag ik me af hoeveel Amerikanen het verhaal van Old Joe wél kennen.       






Geen opmerkingen: