vrijdag 5 juli 2013

Texas playboy

I’ve been here before. Voor mij loopt een kleine van een jaar of zeven met een cowboyhoed op zijn kop, een beetje slenterend achter zijn moeder aan. Oh yeah, when?, vraagt ze. Hij denkt even na en antwoord: When I was fourteen. Huh?!, zijn moeder kijkt verbaasd achterom. Yeah, sometimes, in my dreams, I’m fourteen.

Ik ben de dag begonnen met een ontbijt at Oscar’s Place. Oscar weet niet alleen wat een lekker ontbijt is, hij weet ook welke muziek daar prima bij past (M. Ward!).
Onderweg naar Bryce Canyon, in Hatch, bemerk ik een plaatselijke brocanteur. De eigenaar zit diep verscholen achter zijn toonbank. In een afgeleefd neplederen fauteuil ligt ie een zwart-wit spaghettiwestern te bekijken. Het is tien uur in de morgen. Terwijl ik zijn uitgebreid arsenaal ouwe spullen bekijk roept hij dat alles wat aan het plafond hangt ook for sale is. Ik koop er twee cd’s om Paris, Texas te vervangen. De cd van Ry Cooder die broer in de auto liet steken doet het prima in dit landschap, maar de weg is lang, en de liedjes kort. De Cherokee bezit geen usb-stick of ipod aansluiting, maar heeft wel een uitstekende stereo en akoestiek aan boord. Ik ben dus aangewezen op cd of radio(stilte). Ik hoopte wat fijne plaatselijke radiostations te ontdekken tijdens mijn trip, maar voorlopig kan de overvloed aan hiphop, r&b, stadion- en knuffelrock me niet bekoren. En dus probeer ik onderweg aardige plaatjes te kopen. Bij de brocanteur koop ik Rumours, van Fleetwood Mac, een tijdloze parel uit 1977 die perfect naar het ritme van de weg is gesneden. Rare California airshots neem ik er ook mee, een schitterende verzameling Western Swing uit 1945–1946; een collectie rariteiten van Bob Wills & His Texas Playboys.

Met een nieuwe lading muziekjes aan boord ben ik sneller in Bryce Canyon dan verwacht. De rode rotsen van Bryce moesten één van de hoogtepunten worden op mijn reis door het achterland van zuid-west USA, maar het valt me op het eerste gezicht tegen. Het uitzicht op Sunset Point, één van de uitkijkplateau’s over de canyon, ís indrukwekkend, maar wordt teniet gedaan door een overvloed van schreeuwerige toeristen. Met z’n allen zorgen ze (we, ik ben ook één van hen) ervoor dat dit prachtig natuurfenomeen gedegradeerd wordt tot iets van een pretparkattractie. Ik beslis om via de Navajo loop en Queens Garden Trial de canyon in te duiken, een stevige kuitenbijter van een goeie zeven kilometer (mijn Meindl’s bewijzen uitstekende dienst). Dat blijkt een goeie keuze. Na slechts een paar honderd meter dunt de horde toeristen uit tot slechts een handvol (soms puffende) wandelaars. Bovendien lijkt het erop dat bij een afdaling tussen de kloven van de schitterende rotspartijen de canyon pas echt tot leven komt. Temeer daar ik opnieuw getrakteerd word op een onweer. Schuilend onder een schuin voorover hangende rotswand kan ik op het droge genieten van dit extra aangeboden klank- en lichtspel.    

Ik weet niet waar de zevenjarige cowboy bij dit weer onderdak gevonden heeft, maar hij heeft gelijk, van zoveel schoonheid kun je alleen maar dromen.



Geen opmerkingen: