dinsdag 9 juli 2013

Neus

Halfweg Tuba City en Flagstaff bemerk ik ‘em plots, een zwarte Peterbilt truck, een exemplaar ‘zonder neus’. Zo’n ‘platte neus’ is hard to find heb ik gemerkt op mijn trip, dit is de eerste, en wat een prachtig exemplaar. Het waren dit soort vrachtwagens die ik tekende, als kind, toen ik er nog van droomde truckchauffeur te worden. Honderden heb ik er op papier gezet, in afwachting tot ik ooit zelf achter het stuur van zo’n mastodont zou zitten, want het zou vast en zeker een Amerikaan worden, uiteraard, toch niet van die zielige, slappe Europese doetjes à la Volvo en Scania. Nee, het zou een Peterbilt worden, alleen al voor het logo. Maar toen kwam de puberteit, en punkmuziek, en bier, en motorfietsen, en meisjes. En werd ik schrijnwerker, en kocht ik een huis. Maar hier, mijlenlang on the road, sta ik voor het eerst in mijn leven neus aan neus met een Peterbilt, in levende lijve, en voel ik de oude liefde voor die brutale schepsels weer helemaal openbloeien.

Flagstaff is koel, de stad ligt een flink stuk hoger dan zijn omgeving, en dat schenkt aangenaam zomerweer. En alhoewel ikzelf niet erg hoog oploop met de term ‘voorgevoel’, moet ik die bij het binnenrijden van Flagstaff toch gebruiken, de stad voelt goed aan.

In het visitor center, bij het station –dit is het eerste station dat ik te zien krijg op mijn rondrit- word ik geholpen door een erg vriendelijke en behulpzame vrouw. Ze stelt voor dat ik even door the old part van de stad loop, en dat blijkt een goed voorstel. De stad straalt geschiedenis en gemoedelijkheid uit. Er zijn leuke shops, goede eetgelegenheden (zelfs een afgeleefde, doch erg sfeervolle fast food als Downtown Dinner serveert lekker eten), hartelijke mensen en ik ontdek er alvast een café naar mijn hart, Rendezvous, in het Monte Vista Hotel, waar ik bij een lekker Blond Lupulin Beer mijn blog kan bijwerken.

Flagstaff is een soort van pioneer city, die eind negentiende eeuw al snel de grootste stad werd langs de spoorlijn van Albuquerque tot aan de westkust. De stad heeft dus een rijke geschiedenis naar Amerikaanse normen, want zoals een klant bij de Barber Shop opmerkt, honderd jaar is al héél wat voor een stad in de US. Diezelfde klant is enthousiast wanneer hij hoort dat ik uit België kom, hij heeft immers een Browning tweeloop geweer in huis, made in Belgium! Na wat zoeken op zijn iPhone blijkt dat zijn wapen uit de FN fabriek in Herstal komt. Diezelfde kappersklant wijst me op het Weatherford Hotel, aan de overkant van de straat, ooit zou Zane Grey er ‘The Call of The canyon’ geschreven hebben. Grey schreef blijkbaar vooral populaire avonturenromans, maar de schrijver is voor mij een nobele onbekende. Geen goedkoop hotel, waarschuwt de kappersklant me, maar wel een mooi stukje geschiedenis om in te logeren.
En inderdaad, mijn eerder kleine hotelkamer straalt één en al nostalgie uit, inclusief een kreunend ijzeren bed en een tot op de draad versleten guillotine raampje dat uitgeeft op de spoorlijn. Op de gang maakt een dronken hotelgast kabaal en buiten hoor ik een kilometerlange goederentrein huilend de stad voorbij denderen. Ik vraag me af: Is dit Flagstaff anno 2013 of zit ik in Barton Fink opgesloten?     
Blijkt het trouwens met die prijs voor een hotelkamer nog wel mee te vallen in vergelijking met de hotels rond het canyon-toerisme.

Vanmorgen, net voor ik Flagstaff City binnen reed, bemerkte ik Rush Truck center. En een groot Peterbilt reclamebord. Ik rij er spontaan naartoe, maar voel toch wat schroom om er binnen te stappen. Achter de toonbank staat een jonge, vriendelijke kerel. Ze hebben wat ik zoek: een Peterbilt baseball cap. Ikke, content als een kind van twaalf jaar oud.

Flagstaff is cool, in elke zin van het woord.



Geen opmerkingen: